-
1 tenter
tenter [tãtee]〈 werkwoord〉1 proberen ⇒ beproeven, ondernemen, wagen♦voorbeelden:tenter le tout pour le tout • alles op alles zettententer de faire qc. • proberen iets te doen→ diablese laisser tenter par qc. • bezwijken voor de verleidingv1) proberen2) aantrekken3) verleiden -
2 solliciter
solliciter [solliesietee]〈 werkwoord〉1 (dringend) verzoeken (om) ⇒ een (dringend) beroep doen op, vragen (om)♦voorbeelden:v1) (dringend) verzoeken (om), vragen (om)2) aansporen, verlokken3) trekken [aandacht]4) opwekken [nieuwsgierigheid]
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский